Een particulier krijgt alsmaar vragenbrieven van de Belastingdienst over het verloop en de omvang van zijn (crypto)vermogen. Kennelijk worden zijn antwoorden niet als volledig ervaren. De Belastingdienst eist een rechterlijk bevel tot informatievoorziening op straffe van een forse dwangsom.
Geschil en standpunten partijen
In de kern gaat het geschil bij de rechter om de vraag of de particulier gehouden is tot volledige en onvoorwaardelijke informatieverstrekking over het verloop en de omvang van zijn (crypto)vermogen.
Deze informatieverstrekking moet volgens de Belastingdienst plaatsvinden door a) beantwoording van nog openstaande vragen, b) het verstrekken van bewijsmiddelen door de particulier, c) het geven van een mondelinge toelichting op de vragen en te verstrekken bewijsmiddelen en d) mondelinge en schriftelijke beantwoording van vervolgvragen. Aan deze veroordelingen moet volgens de Belastingdienst worden voldaan op straffe van een dwangsom.
Volgens de particulier heeft hij voldaan aan zijn wettelijke informatieverplichting.
De wet
Op grond van de wet is iedere belastingplichtige verplicht om desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn, en/of bijvoorbeeld gegevensdragers of de inhoud daarvan beschikbaar te stellen, als de raadpleging daarvan van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien. Dat cryptovermogen relevant is voor de belastingheffing is tussen partijen niet in geschil.
Overwegingen rechter
De Belastingdienst heeft uit door de particulier toegezonden bijlagen moeten opmaken dat deze een bankrekening gebruikte voor cryptotransacties en dat de particulier dus over cryptovermogen beschikte. De particulier heeft erkend dat hij hierover onjuiste verklaringen heeft afgelegd en dat hij onjuiste belastingaangiftes heeft gedaan. Dat dit uit onhandigheid of onzorgvuldigheid is gebeurd, acht de rechter niet geloofwaardig.
Er was een patroon waarin de particulier op verzoek van de Belastingdienst informatie verstrekt, daarbij doet voorkomen dat hij alle relevante informatie over zijn cryptovermogen heeft gegeven, om later toch toe te moeten geven dat eerder niet alle gegevens zijn verstrekt. Dit leidt ertoe dat de Belastingdienst tot op heden nog geen overzicht heeft van het cryptovermogen van de particulier over de jaren 2012 tot 2024. Daarmee kan controle van de door de particulier ingediende belastingaangiften nog niet plaatsvinden.
Over het aantal Bitcoins dat de particulier zou hebben heeft hij telkens weer nieuwe standpunten naar voren gebracht. Het meest in het oog springend is dat door de particulier in 2024 binnen een tijdbestek van enkele maanden drie keer opgave is gedaan van zijn Bitcoinbezit per 1 januari van de jaren 2021, 2022 en 2023. Deze opgaven verschillen onderling aanzienlijk, tussen de 37 en 300 stuks.
Ook is van belang dat de particulier vragen over de door hem gebruikte exchanges en wallets herhaaldelijk niet volledig heeft beantwoord.
De Belastingdienst heeft op basis van door de particulier verstrekte informatie die is geanalyseerd door het programma Chainalysis naar eigen zeggen duizenden transacties van de particulier in beeld. De vragen die de Belastingdienst nu nog heeft, zien onder meer op de herkomst of bestemming van verschillende stortingen en opnames.
Dat de Belastingdienst bezig zou zijn met een fishing expedition, zoals de particulier heeft aangevoerd, is niet juist. De Belastingdienst heeft veel geduld getoond in de communicatie met de particulier, maar de particulier heeft niet uit eigen beweging alle relevante informatie verstrekt en herhaaldelijk informatie achtergehouden. Daarom is te begrijpen dat de Belastingdienst niet zonder meer vertrouwt op de stelling van de particulier dat hij nu wel openheid heeft gegeven over zijn cryptovermogen.
Dat de particulier een deel van de gevraagde informatie niet meer kan aanleveren is niet aannemelijk geworden. Ook volgt de rechter de Belastingdienst in de aanname dat er op basis van de hoeveelheid door de particulier uitgevoerde transacties weinig aanleiding is te veronderstellen dat hij niet zelf over de juiste kennis beschikt hoe hij de verzochte informatie kan opvragen en verstrekken. Daarbij blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen de particulier en de klantenservices van exchange Wirex dat de particulier transacties nauwgezet heeft gevolgd en vragen heeft gesteld bij ongeregeldheden. De Belastingdienst heeft er verder op gewezen dat het op de weg van de particulier ligt om zo nodig hulp van een deskundige in te schakelen voor de beantwoording van de vragen en het verstrekken van het gevraagde overzicht.
Conclusie
De slotsom luidt dat de vorderingen van de Belastingdienst tot volledige en onvoorwaardelijke informatieverstrekking toewijsbaar zijn. Omdat de Belastingdienst op goede grond meent dat niet alle vragen naar volledigheid zijn beantwoord, zal de particulier veroordeeld worden om alle bewijsstukken ter staving van die vragen te verstrekken en zal hij veroordeeld worden een mondelinge toelichting te geven op die (c.q. verdere) vragen.
De rechter bepaalt dat de particulier een dwangsom is verschuldigd van telkens € 2.500,- per dag of gedeelte van een dag dat de particulier met de nakoming van de verplichtingen in gebreke blijft, met een maximum van in totaal € 1.000.000.
Let op: Op basis van een wetsvoorstel worden aanbieders van cryptodiensten in de EU per 1 januari 2026 verplicht om jaarlijks bepaalde gegevens over hun gebruikers te verzamelen, te controleren en te delen met de Belastingdienst. Intussen dient u als particulier de informatieplicht over uw cryptovaluta richting Belastingdienst zeer serieus te nemen, zoals ook blijkt uit deze uitspraak.