Een jongedame koopt een huis om daarin te gaan wonen, maar spreekt af dat de verkopers er nog twee jaar in mogen blijven. De verkopers betalen ook de kosten tot de juridische overdracht. De vraag is of bij de overdracht het verlaagde overdrachtsbelastingtarief van 2% voor verkrijging van een woning van toepassing is. Het gaat in dit geval om een verlaging van € 26.400. Hoe oordeelt de rechter?
De vraag is of de wettelijke voorwaarde dat de verkregen woning anders dan tijdelijk tot hoofdverblijf moet dienen, zo moet worden uitgelegd dat de duurzame bewoning in ieder geval binnen een korte termijn na de verkrijging een aanvang moet nemen. In het wetsartikel staat geen tijdsbepaling en de jongedame is geen belegger, maar een natuurlijke persoon die na verkrijging in de woning is gaan wonen, zij het na 24 maanden. De jongedame heeft de woning sindsdien niet verkocht of verhuurd, maar bewoond. De woning is voor haar een droomwoning, dicht in de buurt van de woning van haar ouders, nabij faciliteiten en geschikt om een gezin te stichten.
De rechter twijfelt er niet aan dat de woning was bestemd om haar duurzaam tot hoofdverblijf te dienen.
Dat de staatssecretaris van Financiën in een aantal beleidsbesluiten wel voorwaarden stelt aan de termijn waarbinnen de belastingplichtige in zijn woning moet gaan wonen, is niet van belang. Voor zover deze besluiten de wettelijke reikwijdte van het verlaagde tarief beperken, zijn zij genomen buiten de bevoegdheid die aan de staatssecretaris toekomt.
Oordeel rechter
De rechter is van oordeel dat de jongedame gelijk heeft. Ze hoeft de € 26.400 niet te betalen.
Let op: Weer valt op dat de Belastingdienst particuliere woningkopers het verlaagde overdrachtsbelastingtarief van 2% kennelijk niet gunt. Met allerlei argumenten wordt bij de rechter, ook nu vergeefs, gepoogd het lagere tarief buiten toepassing te laten.