Het wetsvoorstel waarin de wettelijke compensatieregeling voor een transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na langdurige arbeidsongeschiktheid wordt beperkt tot kleine werkgevers, is in internetconsultatie. Tot 19 maart 2025 zijn online reacties mogelijk. Het is de bedoeling dat de regeling op 1 juli 2026 ingaat.
Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers (onder voorwaarden) gecompenseerd voor de kosten van een bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid betaalde transitievergoeding. De regeling trad toen met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 in werking.
Kleine werkgever
Alleen werkgevers die door de Belastingdienst als klein worden aangemerkt, komen straks onder voorwaarden nog in aanmerking voor compensatie van betaalde transitievergoedingen. Circa 20% van de werknemers is in dienst bij een klein bedrijf. De beperking van de compensatieregeling tot kleine werkgevers met ingang van 1 juli 2026 leidt daarom tot een afname van het aantal toekenningen met circa 80%.
Er is gekozen voor aansluiting bij de definitie van ‘kleine werkgever’ zoals deze geldt bij de financiering in het arbeidsongeschiktheidsstelsel, zodat het voor werkgevers en de uitvoering eenduidig en uitvoerbaar is.
De indeling naar grootte van de werkgever voor een kalenderjaar wordt gemaakt op basis van het totaal van het premieplichtige loon van de werkgever twee jaar eerder. Een startende werkgever wordt in de eerste twee kalenderjaren dat deze bestaat als kleine werkgever aangemerkt, omdat dan volgens deze systematiek nog geen loongegevens van de werkgever bekend zijn. De kleine werkgever ontvangt van de Belastingdienst een mededeling, de middelgrote en grote werkgever ontvangen van de Belastingdienst een beschikking waarin is aangegeven wat de omvang van de werkgever is.
Ook bij bedrijfsbeëindiging
Bij de compensatiemogelijkheid van de transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming wordt een andere definitie van kleine werkgever gehanteerd. Het is echter gebleken dat bovengenoemde definitie de voorkeur verdient omdat de loonsom meer relevant is bij de beoordeling van de financiële draagkracht en de werkgever is geïnformeerd over de indeling klein/middelgroot en groot. Ten behoeve van de eenduidigheid binnen de wettelijke compensatieregeling wordt daarom voorgesteld om deze definitie ook bij de compensatieregeling bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming te hanteren.
Als peilmoment om te bepalen of de werkgever klein is, wordt aansluiting gevonden bij de datum van de eerste aanvraag bij UWV of het eerste verzoekschrift voor ontbinding dat heeft geleid tot een toegekende ontslagvergunning of ontbinding door de kantonrechter. Aansluiting bij deze datum is voor UWV goed uitvoerbaar. Voor daaropvolgende beëindigingen van arbeidsovereenkomsten door de werkgever bij die bedrijfsbeëindiging wordt steeds die dag van het eerste verzoek aangehouden. Voor alle aangevraagde compensatie binnen één bedrijfsbeëindiging, dit kan immers eventueel middels meerdere aanvragen, wordt dus één en hetzelfde moment aangehouden voor de toets of een werkgever klein is.
Let op: De circa 34.000 middelgrote en grote werkgevers krijgen dus straks geen compensatie meer als ze een transitievergoeding moeten betalen aan werknemers van wie de arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd of van rechtswege is geëindigd.